Alleen het gesproken woord telt.

 

Mijnheer de voorzitter,

Beste collega’s,

In dit halfrond en daarbuiten zijn we ons allemaal terdege bewust van de omvang van de COVID-19-pandemie en de ernstige gevolgen ervan.

Het is duidelijk dat de gezondheid van onze mensen prioritair is.

Maar het virus heeft ook ons dagelijkse leven, het maatschappelijke leven en de vitaliteit van onze economie zwaar beïnvloed.

In deze onrustige tijden is en blijft de regering volledig toegewijd om de bevolking te beschermen.

De regering staat daarbij niet alleen.

Ik denk natuurlijk aan alle overheden die op hun niveau betrokken zijn bij het beheer van deze crisis.

Net als u, Mr. Gilkinet, denk ik dan ook:

  • Aan de gezondheidswerkers die ondanks de stress en de vermoeidheid blijk geven van een buitengewone toewijding,
  • ook de ordehandhavingsdiensten, die onder moeilijke omstandigheden toezien op de naleving van de maatregelen;
  • en, meer in het algemeen, aan alle mensen die ons land draaiende houden dankzij hun werk.

België dankt hen voor hun moed en professionaliteit. Ik weet dat deze kwestie ieder van u bezighoudt.

Naast deze inspanningen die alle respect verdienen, blijft er helaas de harde realiteit van de gezondheidssituatie.

We hebben het er vandaag al over gehad, we praten er elke ochtend over, maar helaas zijn er tot nu toe 1.011 overlijdens te betreuren. Ik wil dit korte, vluchtige, maar niettemin belangrijke moment gebruiken om ons diepste medeleven te betuigen aan iedereen die een geliefde heeft verloren. We weten dat de situatie dramatisch is.

Elke ochtend vertellen de deskundigen ons inderdaad over de moeilijke gezondheidssituatie. Ze zeiden ook dat onze inspanningen hun vruchten beginnen af te werpen, dat de snelheid van het virus afneemt. En het is waar dat dit bemoedigend is. Maar ik wil ook gebruik maken van de zonnige start van het weekend om ons eraan te herinneren dat dit niet het moment is om de inspanningen op te geven. We weten dat dit moeilijk is.  We weten dat het voor ieder van ons, voor onze ouders, voor onze kinderen en ook voor onszelf veel moeite kost.

Maar ik dring er echt op aan dat als we zien dat de inspanningen hun vruchten afwerpen, we misschien nog harder moeten proberen om ze te volgen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van iedereen.

Met betrekking tot de situatie in de ziekenhuizen wordt, zoals u weet, elke dag een analyse gemaakt van het aantal bedden in vergelijking met het aantal beschikbare bedden, om verzadiging van de ziekenhuizen te voorkomen.

Momenteel zijn er “kritieke” drempels ingesteld om een optimale verdeling van de patiënten tussen de ziekenhuizen te garanderen en zo, zoals ik al zei, verzadiging te voorkomen.

Deze herverdeling is nog steeds mogelijk, want globaal gezien is, volgens de laatste cijfers die mij zijn meegedeeld, 52% van de bedden op intensieve zorg in heel het land bezet.

Mevrouw Fonck, u noemde de zeer moeilijke situatie van de woonzorgcentra. Ziekenhuizen werken zowel aan het vergroten van het aantal beschikbare bedden op intensieve zorgen als aan het vergroten van de capaciteit op andere plaatsen voor mensen die het ziekenhuis zouden moeten verlaten en die nog niet fit genoeg zouden zijn om direct terug te keren naar een rusthuis of andersom. Deze capaciteit wordt dus inderdaad ontwikkeld en wij steunen uiteraard de inspanningen van de regio’s in dit perspectief, aangezien de strijd tegen het coronavirus een nationale aangelegenheid is. Het zijn alle krachten die door ieder van ons kunnen worden ingezet die we moeten ontwikkelen.

Uiteraard blijft de kwestie van de levering van medische apparatuur een belangrijke zorg.

Zoals u weet, heeft onze collega Philippe De Backer de verantwoordelijkheid opgenomen voor de aanpak van dit prangende probleem. Hij besteedt er al zijn tijd aan, het is zijn eerste prioriteit. We hebben het over medische apparatuur, maar ook over testapparatuur, waarbij het niet alleen gaat om het ter beschikking stellen van de apparatuur, maar natuurlijk ook om het valideren van de apparatuur, het versnellen van de procedures en ook om de coördinatie, wat kernwoorden zijn, en u weet dat we hier aan werken.

Ten opzichte van het gebruik van maskers voor gewone mensen, begrijp ik dat mensen zich zo goed mogelijk willen kunnen beschermen tegen het coronavirus. Dat is een legitieme bezorgdheid.

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie moeten de mondmaskers voorbehouden worden voor zieke mensen en voor de personen die hen verzorgen. En onze experts delen deze mening.

Bovendien en voor alle duidelijkheid – zelfs al zou het aangeraden zijn dat de hele bevolking een masker draagt, dan zou dit momenteel niet haalbaar zijn. Ik herinner eraan dat er een tekort is op de wereldmarkt. De wereldmarkt, en dus niet alleen in België. Daarom heeft de RMG een prioriteitenlijst van gebruikers opgesteld. Het is natuurlijk het medisch personeel dat blootgesteld is aan Covid-19, dat voorrang moet krijgen.

Rekening houdend met deze punten weten we dat we ook onze interne productiecapaciteit maximaal moeten ontwikkelen. Dat gebeurt niet van de ene dag op de andere.

Daarom heb ik deze week de kern en de Belgische textielsector samengebracht om te bekijken in welke mate we in staat zijn om zo snel mogelijk initiatieven op Belgisch niveau te lanceren. Deze contacten, toezeggingen en initiatieven zullen vorm krijgen onder leiding van minister Koen Geens.

U moet ook weten dat we de  biofarmaceutische spelers in België hebben samengebracht om de onderzoeks- en productie-initiatieven te coördineren en te stimuleren in de domeinen die ons momenteel het meest interesseren, namelijk de strijd tegen het coronavirus.

Het gezondheidsaspect van de crisis is inderdaad onze prioriteit. Maar dat betekent niet dat we de sociaaleconomische gevolgen van deze crisis die, zoals ik al zei – groot zijn en zullen zijn,  verwaarlozen.

We zijn volledig toegewijd. Ter herinnering: op 20 maart werd het tweede deel van het Federaal Sociaal en Economisch Beschermingsplan goedgekeurd.

Er is een reeks maatregelen genomen om de koopkracht van de werknemers te waarborgen en de bedrijven en zelfstandigen te ondersteunen. Deze maatregelen zijn afgelopen donderdag in de plenaire vergadering aan u al uitgelegd.

Natuurlijk houdt het werk daar niet op. De kern blijft zeer attent voor de berichten van op het terrein en we werken in dat opzicht samen met de ERMG maar ook met de G10. Zo wordt momenteel een derde deel van het Federaal Sociaal en Economisch Beschermingsplan bestudeerd. Het doel is om de werknemers nog meer te ondersteunen.

Dus, we weten dat de gevolgen van de crisis helaas nog heel lang voelbaar zullen zijn. Daarom moeten we nu beginnen te werken aan een scenario voor het beëindigen van de crisis.

In dat opzicht ben ik bezig een groep van deskundigen op hoog niveau samen te brengen om te komen tot een strategische visie voor de geleidelijke afbouw van de inperkingsmaatregelen. Deze groep zal bestaan uit vooraanstaande leden uit de wetenschappelijke wereld – gezondheidsdomein voorop – maar ook leden uit de economische en sociale wereld.

Zoals u weet, heeft de Nationale Veiligheidsraad op 27 maart beslist om de maatregelen te verlengen tot en met 19 april en, indien dat na evaluatie nodig blijkt, tot en met 3 mei. Deze beslissingen worden op collegiale wijze met de gewesten genomen, ook al behoudt elk van hen zijn voorrechten binnen zijn bevoegdheidsdomein.

En dus zal de hervatting van de activiteiten uiteraard geleidelijk plaatsvinden en zeker binnen het kader dat wordt verdedigd door deze deskundigen, die zullen worden voorgezeten door een wetenschapper, want, nogmaals, het zal in de eerste plaats om de gezondheid gaan.

Wat het crisisbeheer op Europees niveau betreft, had ik op 26 maart jongstleden de gelegenheid om via een videoconferentie deel te nemen aan een vergadering van de Europese Raad, waar we onder andere hebben gesproken over de kwestie van het grensbeheer, het opstellen van een Europees overzicht van de beschikbare voorraden en productie- en importcapaciteit en de inzet van de onderzoeksinspanningen op Europees niveau.

Daarnaast hebben we de voorzitter van de Raad en de voorzitter van de Europese Commissie gevraagd om te werken aan een exitstrategie op Europees niveau en een herstelplan op economisch niveau.

Met het oog op deze Europese Top ben ik benaderd om een initiatief van verschillende lidstaten te steunen. Vervolgens hebben we een gezamenlijke brief geschreven aan Charles Michel, voorzitter van de Europese Raad.

In deze brief kwamen veel elementen aan bod: de uitwisseling van informatie over de verspreiding van het virus, de kwestie van de binnengrenzen, de noodzaak van flexibiliteit met betrekking tot de Europese begrotingsregels etc.

En ook de economische situatie werd besproken. Er werd geen oproep gedaan voor de lancering van zogenaamde “corona”-obligaties. Er werd gesteld dat we onder andere moeten beginnen te werken aan de invoering van een gemeenschappelijk schuldinstrument.

De positie van België is niet nieuw, aangezien ons land altijd open heeft gestaan voor een discussie over een gedeeltelijke en voorwaardelijke onderlinge verdeling van de schuld.

In ieder geval zal België zich niet onvoorwaardelijk aan een dergelijk instrument verbinden. Daarom moet er echt werk worden gemaakt van dit onderwerp om de voordelen en beperkingen van een dergelijk instrument vast te stellen en zo met volledige kennis van zaken te beoordelen of het al dan niet binnen de Europese Unie kan worden ingezet.

Voor de rest van uw vraag meneer Loones: natuurlijk moet Europa altijd proberen de meest noodlijdenden te helpen. Dat is het geval voor Europa. Dat is ook het geval voor iedereen, denk ik. Ook voor ons land, ook voor ons als persoon. En België zal zeker en vast altijd dit soort van houding steunen.

Dank u voor uw aandacht.

© BELGA PHOTO BENOIT DOPPAGNE
© BELGA PHOTO BENOIT DOPPAGNE