In de marge van de ministeriële bijeenkomst van de Afrikaanse Unie en de Europese Unie op 26 oktober 2021 in Kigali (Ministeriële bijeenkomst EU- Afrikaanse Unie in Kigali (sophiewilmes.be)) heeft vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken Sophie Wilmès de gelegenheid gehad om aan diverse vergaderingen en activiteiten deel te nemen.
Voor de aanvang van de ministeriële bijeenkomst bracht ze samen met haar Europese collega’s een bezoek aan het Genocide Memorial, ter herdenking van de genocide op de Tutsi’s, wat ongezien was. Tijdens deze korte ceremonie legde zij een krans neer en betuigde zij haar respect aan de slachtoffers (tussen 800.000 en 1 miljoen) en hun families.
De ministeriële bijeenkomst was voor de vicepremier ook de gelegenheid om met veel van haar ambtgenoten bilaterale ontmoetingen te houden. Met dhr. Ramtane Lamamra, minister van Buitenlandse Zaken van Algerije en dhr. Nasser Bourita, minister van Buitenlandse Zaken van Marokko, werd – naast de kwestie van de rechtstreekse betrekkingen tussen deze landen en België – de situatie in de Westelijke Sahara besproken. De VN heeft immers onlangs een nieuwe bemiddelaar aangesteld. Tijdens de ontmoeting dhr. Tete António, minister van Buitenlandse Betrekkingen van Angola, bespraken de twee ministers de bilaterale en economische betrekkingen tussen de twee landen en de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek en het gebied van de Grote Meren.
Op 27 oktober bracht de vice-eersteminister ook een bezoek aan Kamp Kigali, waar op 7 april 1994 tien Belgische paracommando’s door soldaten van de Rwandese strijdkrachten werden vermoord. Onder leiding van kolonel Calmant bezocht zij de plaats van de tragedie – die in oorspronkelijke staat is gebleven – en nam ze kennis van het relaas van de gebeurtenissen. Het was een emotioneel geladen moment.
Tot slot had vicepremier Sophie Wilmès een twee uur durende ontmoeting met haar Rwandese ambtgenoot, minister Vincent Biruta. Tijdens deze bijeenkomst werden de verschillende standpunten uitgewisseld en afgesproken om de dialoog over een hele reeks kwesties – waaronder de situatie van dhr. Paul Rusesabagina – open te houden.